Huub Stapel ontrafelt voor Omroep MAX twee toonaangevende periodes uit de Nederlandse historie. Hij volgde het spoor van de gebroeders De Witt en verkende de wereld van de polderpioniers.
Parijs en Londen, maar ook Zeewolde en Emmeloord; Huub Stapel is de afgelopen periode op veel plekken geweest. Voor twee verschillende documentaireseries van Omroep MAX dook hij in de vaderlandse geschiedenis en dat bracht hem op de nodige locaties. En niet alleen in Nederland.
In De grooten tour van de gebroeders De Witt maakte hij dezelfde reis die de broers Johan en Cornelis de Witt als jongvolwassenen maakten. In de zeventiende eeuw reisden ze kriskras door Frankrijk en Engeland, een tocht om van het volwassen leven te proeven. Op latere leeftijd werden de broers belangrijk voor de Republiek der Verenigde Zeven Nederlanden. Raadspensionaris (een soort minister-president) Johan was twintig jaar lang de machtigste man van het land en Cornelis werd in de strijd tegen de Engelsen een oorlogsheld. De broers streden voor een land waarin de macht niet erfelijk werd overgedragen, maar waar de regenten van de zeven provincies het voor het zeggen hadden. In 1672 kostte die strijd ze – letterlijk – de kop toen ze werden gelyncht door een woedende Oranjegezinde menigte.
Dat hadden ze tijdens hun reis nog niet kunnen bedenken. Stapel volgt hun voetsporen, bijvoorbeeld in het Louvre in Parijs, een plek die de broers bijna vierhonderd jaar geleden ook bezochten. De Nederlandse cameraploeg mocht er zelfs buiten openingstijd filmen. “Wie kan nu zeggen dat hij daar alleen was? Wij dus. De laatste personen die dat voor elkaar hadden gekregen waren Beyoncé en Jay-Z.” Dat hij op dezelfde plekken komt als Johan en Cornelis de Witt destijds is exemplarisch voor de rest van de serie, die Stapel zelf ‘een van de mooiste documentaires die hij ooit heeft gemaakt’ noemt. Met de dag- en kasboeken van de broers in de hand loopt hij hun hele reis na. In hun geboortestad Dordrecht praat hij met experts over de broers. Op die manier hoopt hij ze een beetje tot leven te wekken.
Tekst: Wouter Luijken