informatief
26 april 2025
Fotocredit: AVROTROS

Ilja Gort: ‘Ik voelde me al snel een Italiaan’

Levensgenieter Ilja Gort verruilt in het nieuwe seizoen van ‘Gort over de grens’ zijn tweede vaderland Frankrijk voor Italië. Hij brengt kijkers in vervoering met wijn, eten én cultuur.

Waar moet ‘Gort over de grens’ aan voldoen?

“Ik ben er ooit mee begonnen om wijn toegankelijk te maken voor het grote publiek. Maar ja, wijn zonder eten is eigenlijk niets. Dus dat kwam erbij. En wijn en eten is dan weer vervlochten met de historie en cultuur van een land. Want dat maakt alles uniek. Ik wil overigens niet dat Gort over de grens het stigma van cultuurprogramma heeft, want dan haken de kijkers massaal af. De algemene gedachte is toch dat cultuur saai is. Dus ik laat cultuur er als een soort sluikreclame in glijden.”

Deze reeks speelt zich af in Italië. Hoe zit het met uw Italiaans?

“Ter voorbereiding op dit seizoen ben ik een week op Italiaanse les gegaan. Acht uur per dag kreeg ik les van een heel strenge juf. Elke dag moest ik haar eraan herinneren dat ik van de ‘televisione’ was, en echt niet perfect Italiaans hoefde te leren. Als ik maar een beetje leuk kon babbelen. ‘Hallo, hoe gaat het met je’, dat soort zinnetjes. Maar ze bleef er bij mij maar grammaticale vervoegingen instampen. Na een week sprak ik zeker niet vloeiend Italiaans, maar ik had wel meer zelfvertrouwen. Ik voelde me een beetje Italiaan. Ik kan me er redelijk verstaanbaar in maken, en kan het redelijk verstaan. De stukken die ik niet begrijp, maak ik dan wel op uit de omliggende zinnen.”

Viel u iets op aan de Italianen, wat bijvoorbeeld de Fransen missen?

“Ik durf het bijna niet te zeggen, maar de Italianen zijn veel toegankelijker. Fransen zijn gereserveerder, die hebben wat ze in Engeland een ‘stiff upper lip’ noemen. Ik ben op zes verschillende plekken in Italië geweest en overal waren de mensen hartelijk en open.”

Het hele artikel leest u in Mikro Gids 17. Bent u geen abonnee, maar wilt u niets meer uit de gids missen? Abonnee worden kan hier.

Tekst: Jeroen Keijzer.

Back to top